De ramp van Moddergat

Eindelijk hebben Dirk en Elze de Wit een bezoek gepland aan het dorp Paesens Moddergat. Talloze keren zeilden ze op het Wierumerwad en de Paesensrede, geulen zijn vernoemd naar de dorpen Wierum en Paesens. Regelmatig overwogen ze een uitstapje naar deze vissersplaatsjes, maar het kwam het er nooit van om de reis zo dicht bij de thuishaven Lauwersoog te onderbreken. Nu, op de terugweg van een vakantie op het Westelijke Wad, is het tij zo gunstig, dat ze in één dag kunnen droogvallen, het dorp bezoeken en met de eerstvolgende vloed weer verder kunnen varen. Omdat ze nog een vakantiedag over hebben, laten Dirk en Elze deze kans niet voorbij gaan.

Moddergat De plaatsen Wierum en Paesens hebben een minstens even grote historie als de dorpen op de Waddeneilanden. Met Paesens is meer aan de hand: de geschiedenis van het dorp wordt overheerst door een tragedie die zich afspeelde in 1883. Tijdens een vreselijke storm verging een groot deel van de vissersvloot. Op één dag verdronk meer dan de helft van alle mannen. In het dorp is een monument en een museum over deze ramp. Daarom kiezen Dirk en Elze ervoor om bij Paesens Moddergat droog te vallen.

Paesens heet tegenwoordig Paesens Moddergat. Ooit mondde het riviertje de Paezens iets ten westen van de Lauwerszee uit in de Waddenzee. Op de oostelijke oever woonden boeren die hun dorp Paesens noemden. De vissers op de westoever kozen Moddergat als naam voor hun dorp. Tegenwoordig worden beide woonkernen als één dorp gezien en heet het dorp Paesens Moddergat.

Het was natuurlijk logischer geweest dit bezoek met de auto te doen, vooral omdat Moddergat geen haven heeft. Maar droogvallen voor de kust en verder wadlopen naar het dorp is niet zo heel vreemd. De inwoners van Moddergat hebben eeuwenlang niet anders gedaan. Al is dat wel een hele tijd geleden.

Met de ochtendvloed zeilen Dirk en Elze recht op de dijk af. Zodra de kiel van hun Cornish Crabber zachtjes de bodem raakt, gooit Elze het anker uit. Het water zakt en als er nog maar een paar centimeter water staat stappen ze over boord en lopen door het zachte slik richting het dorp. Op de dijk bekijken ze het monument dat herinnert aan de ramp. Een stenen zuil in het midden van het monument is omgeven met 17 plaquettes. Van elk schip dat verging zijn de namen van de verdronken vissers uitgebeiteld. Het zijn er 83 in totaal.

Dirk vertaalt de Friese tekst op de zuil: ”As de dea it skip berint... Als de dood het schip bedreigt. Dan is der gjin ûntkommen. Dan is er geen ontkomen. O wetter, o wif elemint! De sé hat jown, hat nommen. O water, o onzeker element! De zee heeft gegeven, heeft genomen." Onderaan de dijk is in vier monumentale visserhuisjes het museum ingericht. Het geeft een beeld van de vroegere kustvisserij en het leven in de streek. De ramp van 1883 speelt er natuurlijk een prominente rol. Museumdirecteur Ihno Dragt geeft een rondleiding. Aan de hand van de vaste expositie en de verhalen van Dragt ontstaat een pakkend beeld van een ramp waarvan de gevolgen zelfs nu nog merkbaar zijn in het dorp.

Blazer uit Moddergat

De visserij van Moddergat

Het is eind negentiende eeuw. Al heeft het Friese dorp Moddergat geen haven, toch leeft de bevolking van de visserij. De houten aken en blazers liggen dag en nacht op zee, geankerd op het Wad. De vissers varen naar hun schepen met lichte zeilpramen. Tenzij het eb is, dan moeten ze een uur lopen over het modderige Wad.
Het hele zomerseizoen vissen de Moddergatters boven Schiermonnikoog en Ameland. Met eb varen ze het zeegat uit en maximaal een etmaal later komen ze met de vloed weer terug naar hun ankerplaats. In de winter kan er niet gevist worden. De eikenhouten schepen liggen dan in de nauwe haven van Ezumazijl en worden er opgelapt. Aan het begin van elk seizoen maken de vissers een gezamenlijke tocht naar de scholgronden boven Borkum. De boten blijven daar dan drie weken achter elkaar. Eigenlijk zijn de schepen niet zeewaardig genoeg voor een dergelijk lang verblijf op zee. Maar de verdiensten zijn zo goed dat de vissers de risico's voor lief nemen.

Vroeg in het jaar

Een van de huisjes van het museum is ingericht zoals het leven er eind negentiende eeuw uitzag. Dragt vertelt en al snel komt het verhaal weer op dat ene onderwerp, de ramp.
Aan het eind van de winter van 1883 zijn de vissers al klaar om naar de scholgronden te gaan. Met het mooie weer dat al dagen aanhoudt zijn de aken en blazers naar het Wad gebracht. Het is eind februari en nog veel te vroeg om uit te varen. De nachten zijn nog lang en het weer is onberekenbaar. Maar het voorjaarsweer zorgt voor onrust in het dorp. De voorraadkelders van de kleine vissershuisjes raken leeg en zoals elke winter lopen de schulden bij de kruidenier en de bakker weer op. Als er niet gevist wordt, zijn er geen inkomsten.
Dan gaat het gerucht dat er een graanschip is vergaan op het scholveld. De lading die uit het schip spoelde, zou van heinde en verre vis aantrekken. De vissers zoeken elkaar op en in de kleine huiskamers voeren ze heftige discussies. De voorstanders van een vroeg vertrek weten van geen ophouden en op zaterdag 4 maart is de kogel door de kerk. Ze gaan. In het holst van de nacht roeien de vissers naar hun schuiten. 22 schepen zeilen het donkere Wad af naar de visgronden op de Noordzee.

De onverwachte storm

Maandagmorgen zijn alle boten aangekomen in het gebied boven Borkum. Het weer is goed, de wind is niet al te hard. Maar de vissers weten niet dat de weersverwachting drastisch is gewijzigd. Pas die maandag wordt duidelijk dat er een storm tot zware storm uit noordoost- tot noordwestelijke richting aankomt.
De mannen vissen de hele dag. De vangst op de eerste dag is matig. Om zeven uur komt er een gitzwarte lucht, plat over het water op de vloot af. Een storm steekt op en buien met hagel en sneeuw storten zich uit over de vissers. Enkele schippers besluiten terug te gaan naar Moddergat. De rest blijft en wacht af.
Door de harde wind begint zich een zware zeegang op te bouwen. Als de wind nog verder aanwakkert, realiseren ook de andere schippers dat de situatie gevaarlijk wordt. Alle vissers slaan nu op de vlucht. Eerst lukt het ze nog om met gereefde zeilen richting Schiermonnikoog te varen. Maar de wind blijft toenemen en de schepen lopen uit hun roer en raken onbestuurbaar. De hele nacht kunnen de mannen niks anders doen dan afwachten tot de storm voorbij gaat. 's Ochtends blijkt dat alle boten de nacht hebben overleefd. De vissers hopen dat de wind zal afnemen. Maar de storm doet niets af aan kracht. Wel verandert de wind van richting. En daarmee wordt de situatie voor de vissers levensgevaarlijk. Oude en nieuwe deining lopen nu door elkaar en de golven bouwen zich op tot een hoogte van wel twintig meter. De schepen krijgen tonnen water over. Tot nu toe lukte het de Moddergatters om de boten drijvende te houden, maar dan gaat het mis. Om zeven uur in de ochtend wordt de aak WL 7, De Twee Gebroeders, gegrepen door een golf en komt met de mast plat op het water te liggen. Voordat de WL 7 overeind komt dient een nieuwe golf zich aan. Het schip verdwijnt in de ruige zee en de hele bemanning verdrinkt. Later op de ochtend wordt de zee nog woester en kapseist een tweede schip.

Waterkampioen 8 maart 2012

De storm wordt een catastrofe

De zee wordt zo boosaardig, dat in korte tijd meerdere boten ten prooi vallen aan de golven. Halverwege de dag neemt de wind iets af. De golven op de Noordzee blijven echter even groot en massief. Aken en blazers hebben als slechtweer-strategie om te gaan bijliggen. De hoge boeg vangt de golven op. Lenzen, het voordewinds weglopen voor wind en zee, is vanwege de lage achterstevens zeer gevaarlijk. Dat blijkt als drie schepen aankomen bij het Wierumer Gat, ten oosten van Ameland. In het zeegat staan zulke hoge grondzeeën, dat de vissers vermoeden dat er een zeebeving is geweest. De bemanning weet dat alle ellende voorbij is zodra ze in de luwte van een van de Waddeneilanden zijn. Maar om daar te komen moeten ze door het zeegat waar de ergste grondzeeën staan. Veel keuze hebben ze niet, de noordelijke wind blaast ze het gat in. Voor twee van de drie schepen loopt het niet goed af. Ze slaan om en zinken. Schipper Anne Botes Groen, met aan boord zijn drie zoons en een knecht, ziet van dichtbij hoe vrienden en familieleden jammerend verdwijnen in de golven. Hij laat alle ballast naar de boeg van het schip verplaatsen, in de hoop dat de boot zo met de kop naar de verwoestende golven blijft liggen. De strategie werkt, het schip wordt achterstevoren door het gat gespoeld.
Drie andere boten weten door het Friese Gat, tussen Engelsmanplaat en Schiermonnikoog, te komen. Een vierde komt, ook achterstevoren, door het Amelander Gat in veilig water. Om half drie kapseist als laatste die middag de WL 2, De Nooitgedacht. Visser Gerben Basteleur is op dat moment benedendeks bij zijn gewonde oom. Het schip blijft ondersteboven op de golven liggen en de twee mannen zitten gevangen in een luchtbel in de romp. 24 uur later hakken jutters een gat in de romp en bevrijden Gerben meer dood dan levend uit zijn benarde positie. Zijn oom heeft het niet overleefd.

Kaart met strandingen na de ramp van Moddergat 1883

Na de ramp

De omgeslagen schepen spoelen aan en worden in de weken na de ramp geborgen. Op drie boten na, van hen is geen enkel spoor. Waarschijnlijk hebben deze drie geprobeerd om de gevaarlijke zandbanken boven de eilanden te ontvluchten door de zee op te gaan. Maar het stormgebied was zeer uitgebreid en verder op de Noordzee waren de omstandigheden even slecht als dicht bij de kust. Ze zijn met man en muis vergaan. Ook andere vissersplaatsen hebben doden te betreuren. Zo vergaan zeven Urker vissersschepen in het Goereese Gat en zelfs aan de Engelse Oostkust zinken verschillende schepen door de storm. Urk heeft in totaal 26 doden te betreuren, Zoutkamp negen en Nieuwendiep, het tegenwoordige Den Helder, verliest drie vissers. In totaal verdrinken 121 vissers door een en dezelfde storm. Moddergat is met 83 doden het zwaarst getroffen. Sommige families raken al hun mannen kwijt. Een gepensioneerde visser verliest in een dag zijn drie zoons, een schoonzoon en elf neven. Er is in Moddergat geen huis waar niet wordt getreurd. De weduwen weten dat ze een zeer zware tijd tegemoet gaan. Uitkeringen zijn er niet, het is 'ieder voor zich en God voor ons allen'.

Waterkampioen 8 maart 2012

Steunfonds

Met museumdirecteur Dragt komen Dirk en Elze bij een vitrine met drie stoere mannen die drenkeling Gerben Basteleur door de branding naar het strand dragen. Een vitrine verder laat Dragt iets heel anders zien. "Deze kop en schotel hebben even veel met de ramp te maken als de redders in de branding. Al snel na de desastreuze dag werd een landelijke hulpactie opgezet. De betrokkenheid bij de vissers van Moddergat bleek overweldigend. Middelburg organiseerde een fancy fair met dit speciaal vervaardigd serviesgoed om de nabestaanden te steunen." Er kwam een steunfonds, bijeengebracht met landelijke collectes. In Leeuwarden leverde een rondgang langs de deuren maar liefst 5.677 gulden op, de bevolking van Sneek deed 1.420 gulden in de collectebussen en zelfs een kleine gemeenschap als Schiermonnikoog bracht 268 gulden bijeen. Ook in de rest van het land was men betrokken. Tot aan Maastricht, dat 1.196 gulden doneerde. Het steunfonds bestond uiteindelijk uit 135.513 gulden en vijftig en een halve cent. De hulp was meteen hard nodig, zo aan het eind van de winter.

Kerk en staat

Opvallend was dat zowel de kerk als de staat het liet afweten bij het geven van hulp. Later, bij de watersnood van 1953, zou de regering wel bijspringen, maar bij de ramp in Moddergat deden ze dat niet. Ook de eigen Hervormde Kerk van Paesens Moddergat ondernam geen actie om de weduwen en wezen te steunen. Een opvallende beslissing. In de archieven van de kerk is niets terug te vinden over de rampspoed die een groot deel van het dorp trof. Deze raadselachtige opstelling bleef niet zonder gevolgen. In 1888 stapte heel Moddergat en een deel van Paesens uit de Hervormde Kerk en werd Gereformeerd. Ondanks de armoede en de slechte visvangsten in de jaren na de ramp, werd er in het dorp een gloednieuwe kerk gebouwd.

Andere betekenis

Dirk en Elze luisteren nog steeds aandachtig. Door het indrukwekkende relaas van dit kleine dorpje vergeten ze bijna dat hun boot nog op het Wad ligt. Ze moeten terug zijn voor de vloed op komt. Een tweede kopje koffie in het museumrestaurant slaan ze daarom vriendelijk af.
Terug op de dijk kijken de zeilers uit over de zee. "Daar speelde het zich dus allemaal af, meer dan een eeuw geleden", zegt Elze. Schiermonnikoog is duidelijk te zien. En ook het baken op de Engelsmanplaat. Dirk probeert zich voor te stellen waar de aken en blazers moeten hebben gelegen.
Aan het eind van de middag drijft de boot weer en zet de bemanning koers richting de vaargeul. Ook al zijn ze er talloze keren langs gekomen, de naam Paesensrede heeft na vandaag een andere betekenis gekregen. Hier lagen de houten schepen aan grote zware ankers. Onwillekeurig kijkt Dirk om zich heen of er geen gitzwarte lucht is, die plat over het water op ze af komt.


KADER: Blazers in de haven van Enumazijl 1890

Blazers, loggers of kotters

Een deel van de verongelukte vissersschepen wordt na de ramp hersteld. Met behulp van geld uit het steunfonds is de vloot van Moddergat snel terug op peil. In 1891 liggen er weer 22 schepen op het Wad: 18 aken en blazers, 3 tjalken en 1 botter. Maar de visserij komt niet meer tot bloei. De zeilende vissers krijgen concurrentie van met stoom aangedreven visserschepen. Het gemis van een haven begint het dorp parten te spelen. Achteraf was Moddergat misschien beter af geweest met tien nieuwe haringloggers. Deze hadden kunnen vissen vanuit de haven van Oostmahoorn. Tijdens hun tocht op het Wad komen Dirk en Elze garnalenkotter WL 2 tegen, het nummer van het schip waaruit Gerben Basteleur werd gered. De bewoners van Moddergat zijn altijd werkzaam gebleven in de visserij. Tegenwoordig vissen ze met garnalenkotters vanuit Lauwersoog. De visserijnummers op de schepen zijn nog hetzelfde als in 1883.